Als aan de grond genageld
Wanneer ik als representant word geplaatst wacht ik af wat er komt. Voorheen zocht ik meer naar wat ik voelde of ervoer. Vrij snel is duidelijk wat ik ervaar. Dit wordt steeds woordlozer en steeds sterker en gevoeliger en duidelijker. Er loopt wel altijd een stemmetje mee wat zegt dat ‘dit zegt iets over jouzelf’ of ‘dat is jouw interpretatie’, maar dat is te verwaarlozen. Het is heel duidelijk wat ik ervaar en dat dat bij de opstelling hoort. Ik kwam er onlangs achter wat me soms weerhoudt om te praten als representant. Doordat ik helderwetend en -voelend ben, ben ik heel voorzichtig met uitspraken doen over anderen. Ik mag me niet bemoeien met een ander. Maar soms zijn dingen glashelder voor me en weet ik niet of dat voor iedereen zo is en houd ik mijn mond. En ik ben gevoelig. Als die gevoeligheid wordt opgepikt door mijn innerlijke criticus, dan wordt er een soort bondje gesloten en word ik onzeker. Maar die is dus eigenlijk hartstikke nep, die onzekerheid, of niet nep, want onzekerheid is het resultaat, maar die wordt gewoon gecreëerd om twijfel te zaaien.
Maar dat terzijde… Representant zijn is iets bijzonders. Het is zo duidelijk als het maar kan, wat er op dat moment zelf gebeurt. In die zin sta ik als aan de grond genageld, ik kan niet iets anders ‘doen’, het is heel totaal. Het geeft me het gevoel dat we allemaal verbonden zijn met elkaar, maar dat we meestal in een lijf zijn met patronen en logische gevolgen, dat we niet verantwoordelijk zijn voor heel veel gevoelens en gedachten die we zijn en hebben, die hadden niet anders kunnen zijn.
Wat ik prachtig vind aan het fenomeen representant-zijn, ook als ik van de zijlijn observeer, is de heling die voelbaar is als iedereen zijn juiste plek krijgt. Dat ontroert me enorm.